APOTHEKER-DROGIST EN KRUIDENIER

De Kruidenier voor de 19e eeuw

In de middeleeuwen waren er al 'crudeners' Zij waren dankzij hun kruiden vaak ook een soort drogist en apotheker.Zij verkochten toen inheemse geneeskundige kruiden,keukenkruiden, zuidvruchten en specerijen.Het aantal kruidenierswinkels nam een hoge vlucht toen na de reis van Cornelis Houtman in 1595 de route naar Indië bekend werd en de handel in specerijen met de koloniën opkwam.De Ver.Oost Indische Compagnie.Vanaf de zeventiende eeuw werd wettelijk vastgelegd dat kruideniers, die zich vanaf de veertiende eeuw verenigden in het Sint Nicolaasgilde, geen geneeskundige artikelen mochten verkopen.

De kruidenier in de 19e eeuw. De kruidenier is in de 19e eeuw nog een kleine zelfstandige.Naast de normale kruideniersartikelen levert hij allerlei andere artikelen die het gezin in het dagelijkse gebruik nodig heeft.Zo geeft het WNT de volgende 19e eeuwse definitie van waterstokerij:winkel in de volksbuurten der groote steden (inz.Rotterdam),waar allerlei goederen worden verkocht voor dagelijksch gebruik, zooals kruidenierswaren, waschmiddelen,brandstof en ook (thuis te bezorgen) warm water.

Tot de introductie van aardgas in de 60-er jaren van de 20e eeuw kon men bij een kruidenier vaak ook petroleum kopen voor het petroleum kooktoestel.

Aan het einde van de 19e eeuw tekende zich de voorboden af van de strijd om de toegang tot de consument, die in de 20e eeuw in volle hevigheid werd gevoerd, en die voor de toekomst van het kruideniersberoep zeer ingrijpend zijn geweest:-In 1893 kwam de merken wet tot stand.Fabrikanten waren daardoor in staat consumentenartikelen onder een eigen merknaam te registreren.-Vanaf 1865 onstonden verbruikscoöperaties voor consumenten.-In de laatste jaren van de 19e eeuw ontstonden de eerste grootwinkelbedrijven.

De kruidenier in de 20e eeuw.

De 20e eeuw werd beheerst door een welhaast 80-jarige oorlog tussen alle partijen in de levensmiddelen-distributieketen. Inzet is wie de laatste schakel naar de consument, de detailhandel, beheerst.Fabrikanten, grossiers, detailhandelaars en consumenten hebben allen grote inspanningen geleverd om ten koste van de andere partijen marktaandeel te verwerven. Achteraf kan worden vastgesteld dat die strijd is gewonnen door de bedrijven die de groothandelsfunctie vervullen, de grossiers en de grootwinkelbedrijven. Hun marktinvloed is nu zo groot dat zij nagenoeg met uitsluiting van fabrikant, zelfstandige detailhandelaar en consument in staat zijn te bepalen welke producten in de winkels worden aangeboden. Fusies en overnames in de Nederlandse levensmiddelengroothandelgroothandel worden thans door de Nederlandse Mededingsautoriteit nauwlettend getoetst.

Fabrikant

In 1893 kwam de Merkenwet tot stand.Voor fabrikanten was het nu mogelijk om een merk te registreren.Door referentie aan het merk kon aan de consument een vaste samenstelling en kwaliteit worden gegarandeerd. Doorverbeterde levensmiddelen-technologie werd het voor de fabrikanten met name na de Eerste Wereldoorlog meer en meer mogelijk de merkartikelen in consumentenverpakking te leveren. Met op de consument gerichte reclame (pull-marketing) creëerden zij vraag bij de kruideniers. Niet de kruidenier of de groothandel bepaalde daardoor of het artikel in het schap kwam te liggen, maar de fabrikant.Het nadeel voor de kruidenier was dat hij niet meer in staat is voor het door de klant gevraagde een subsituut-artikel te leveren.

Het merkartikel maakte het voor de fabrikant ook de verticale prijsbinding mogelijk. Door een verplichte consumentenprijs werd de detaillist een vaste winstmarge gegarandeerd, en werd een prijzenoorlog onder kruideniers voorkomen.De bedoeling daarvan was zoveel mogelijk verkooppunten in stand te houden. Daartoe werd in 1928 de Fiva opgericht door een aantal fabrikanten van merkartikelen. Bekende leden van de Fiva waren o.a. Honig,Maggi, Persil,Heineken, Douwe Egberts.Afwijken van de vastgestelde verkoopprijs leidde tot uitsluiting van levering door alle Fiva-leden. Met name de grootwinkelbedrijven waren sterk gekant tegen verticale prijsbinding,omdat hierdoor prijs-concurrentie onmogelijk werd gemaakt.

Naast het merkartkel en de verticale prijsbinding trachtten fabrikanten hun afzet ook veilig te stellen door zelf deel te nemen in de detailhandel.Zo had margarinefabrikant Van den Bergh (een voorganger van Unilever) sinds 1912 de N.V. Unie-Winkel-Maatschappij en sinds 1918 ook de N.V. Albino Maatschappij met haar kruidenierswinkelketen. Concurrent margarinefabrikant Jurgens (ook een voorganger van Unilever) kocht in 1917 een 50% aandeel in De Gruyter en in 1920 50% van de gewone aandelen van Albert Heijn. Het aandeel in Albert Heijn werd 7 jaar later weer terugverkocht aan Albert Heijn, maar de ruim 200 Albinowinkels en Uniewinkels werden eerst in 1948 weer van de hand gedaan door Unilever, die het aandeel De Gruyter tot 1970 aanhield.

Het vierde middel om de eigen afzet te garanderen was de rechtstreekse verkoop aan de individuele kruideniers, eventueel met uitschakeling van de grossier. Daartoe werden de kruideniers regelmatig door vertegenwoordigers van de fabrikant bezocht, waarbij een order werd genoteerd voor latere levering, danwel rechtstreekse levering uit de (bestel) auto. Levering en facturatie kon zowel rechtstreeks vanaf de fabrikant plaatsvinden als via de vaste grossier. Dat laatste bijvoorbeeld als binnen het vrijwillig filiaalbedrijf met grossiers daartoe afspraken waren gemaakt. Ieen order

D

Dlees verder >

D

 

D